Vruchten baren

Astrid Polman – Vruchten baren

Architecten hebben er een handje van om in een presentatiemaquette van gebouwontwerp en omgeving het eigen ontwerp te accentueren. De omgeving is dan ongedetailleerd en in wit uitgevoerd, het eigen ontwerp steekt scherp af in optima forma. Hun gebouw springt er natuurlijk positief uit in deze gemanipuleerde surreële wereld. Kunstenaar Astrid Polman zoekt juist evenwicht tussen op het oog tegengestelde artistieke expressievormen: de grijsgrauwe potloodtekening en felrood borduurwerk. Verbindend element is de lijnvoering.

Levensdraad
De potloodtekeningen van Astrid Polman (1963, Arnhem) zijn een dankbare humuslaag van waaruit rood draad vrolijk om zich heen grijpt en zich verknoopt. Carmen puellarum (Gedicht van de meisjes) is een toonbeeld van deze ongebreidelde groei. Twee getekende meisjes zijn met elkaar en het papier verbonden door een uitgebreid stelsel van rood borduurdraad. Het draad dat uit hun hemdjes ‘schuimt’ is in vorm een echo van de witte achtergrond van opengesneden papier. De vele grijze arceerstreepjes in de tekening vinden hun naaste in de borduurdichtheid. Het verwante Carmen omnium 2 toont een ‘zevenling in de baarmoeder’; drie netten van navelstrengen – blank papier, potlood en borduurdraad – koppelen de uitgespaarde figuurtjes aan elkaar. Het is alsof ze zelf hun weg moeten zoeken als in de opzettelijk verwarde lijntekeningen in kinderpuzzelboekjes (‘help de eekhoorn zijn wintervoorraad te vinden’).
Meestal beperkt Polman zich tot het rood dat zo past bij haar vatenstelsels – te veel kleur leidt af –, maar zoals het cliché wil, bevestigen de uitzonderingen de regel. De bloemige werken Carmen omnium 1 en De Aankondiging vragen om een kleurrijker palet. Wat zich aankondigt in het laatstgenoemde werk laat zich raden. Is het de lente die altijd in ieder mens aanwezig is en alleen maar hoeft uit te botten wanneer een moment van verandering daar is? Bij het ‘het gedicht van iedereen’ zijn lijf en gezicht overwoekerd door vergeet‐me‐nietjes, zoals een dappere imker zijn hoofd als speelbal door zijn bijen laat gebruiken. Deze tuinman – verknoopt met eigenlijvige irrigatiekanalen – stelt zijn bloemenweelde beschikbaar voor wie maar kijken wil. Zelf gaat hij opvallend schuil achter de bloemen, die tegelijkertijd toch symbool staan voor de wens om herinnerd te worden.
De objecten van Astrid Polman ogen arbeidsintensief en zijn dat ook. Voor haar is dat aspect onderdeel van het werk. De eenvoudige middelen en het herhalende karakter van evenzeer eenvoudige, repetitieve technieken leiden tot gewenst monnikenwerk. Het meditatieve krijgt gezelschap van de intuïtie, waardoor de uitweg in het zelf gecreëerde doolhof niet op voorhand vastligt. Zo ook werkt het leven zelf, zoals John Lennon het ooit verwoordde “Life is what happens to you while you’re busy making other plans”.
Behoedt Astrid Polman met uitsneden in het papier en de toevoeging van borduurdraad haar tekeningen voor letterlijke platitude, sinds 2007 heeft vilt zijn intrede gedaan en kan ze daadwerkelijk haar gedachten over levensvormen modelleren met het “tastend kneden van wol”.
Vruchtbeginsel 1 heeft veel weg van een plantaardige zaadstructuur, waar Vruchtbeginsel 2 het dierlijke of zelfs menselijke ontstaan zou kunnen weerspiegelen. Al naar gelang de interpretatie is er kikkerdril of een vroeg embryonaal stadium te herkennen. Het idee dat het complete pakket aan eigenschappen van al dat leeft in elke afzonderlijke cel is terug te vinden, expireert in Alles ademt. Elk bolletje beschikt over een eigen mondje en zelfs de uiteinden van de grote ader zijn opengewerkt om levenslucht te ontvangen. Het werk Adam en Eva waren hier laat zich nog wat minder makkelijk in taal vangen. Afgaand op de titel zou je de stamoudsten van het menselijk ras verwachten.
Uitgangspunt waren hun ‘schaambladeren’, die echter gaandeweg het vormingsproces verrassend tot schelpen bleken te zijn getransformeerd. De zo onbewust gekozen vorm leidt naar het principe van de hoorn des overvloeds. De vele kraaltjes zouden nu symbool kunnen staan voor alle individuen die de wereld gaan bevolken. Dan verworden deze bladerschelpen tegelijkertijd baarmoeders en kraamkamers van de mensheid. Wie rekent op een ondubbelzinnige verklaring van het werk van Astrid Polman komt bedrogen uit.
Geïnspireerd door wat de natuur te bieden heeft – sommige elementen blijven herkenbaar – komt ze tot een nieuwe vormentaal: haar eigen spelingen van die natuur.